Oezbekistan ligt op een belangrijk kruispunt van de Zijderoute; de handelsroute die over en weer ging tussen Peking en Istanbul en onderweg tal van belangrijke plaatsen aandeed waaronder Samarkand, Bukhara en Khiva. De karavanen stopten onderweg in de karavanserais en daar werd niet alleen gehandeld, maar ook kennis, wetenswaardigheden en cultuur uitgewisseld.
Toen de Zijderoute na 1750 langzaamaan ter ziele ging is de zijdeproductie in Oezbekistan gebleven en tot op de dag van vandaag wordt er in Oezbekistan zijde geproduceerd. Na China en Thailand is Oezbekistan de derde grootste producent van zijde. Naast een enorme hoeveelheid sjaals, blouses, kleden en tapijten maakt men er ook ikat-stoffen van. Dit is een stof met een specifiek patroon en bijzonder weefprocedé. Je komt ikat over de hele wereld tegen maar de ikat-techniek heeft zijn oorsprong echt in Oezbekistan. Tijdens onze reis zien we deze kleurige stof in veel varianten terug. Op tafel, als sjaal, tas, jas, jurk, of als gordijn. Als je eenmaal een ikatproduct hebt gezien herken je ze alom.
Een bezoek aan de zijdeproduktie en aan de ikatweverijen is tijdens de reis een must. Er zijn op onze reisroute verschillende ‘silk factories’ te bezoeken, maar het hart van de zijdeproduktie ligt in de groene Fergana Vallei. Hier is het klimaat het gunstigst voor de moerbeibomen, het belangrijkste ingrediënt van de zijde. De zijderupsen eten de bladeren van deze boom en daar begint het allemaal mee.
De meest gunstige productietijd is tussen april en juli. Dan zijn de bladeren lekker vers en goed te eten door de zijderups. Er bestaan speciale kwekerijen voor de larven van zijderups maar in de fabriek die wij bezoeken worden de larven in het voorjaar geïmporteerd uit China.
De groene bladeren van de moerbeibomen worden verzameld en in bakken gelegd. De kleine larven vreten zich helemaal vol met deze bladeren. Ze groeien daardoor als kool. Een larve van een paar millimeter groeit in 1 maand tijd uit tot een rups van een centimeter of 6.
Als de rups genoeg gegeten heeft laat hij zijn kopje hangen en komt er een (zijde)draad uit zijn bek. Je kunt het vergelijken met een spinrag. Met deze draad gaat de rups ‘spinnen’ en omwikkelt de rups zichzelf helemaal totdat de hele draad om hem heen gewikkeld is; zo vormt zich de cocon. Het is een soort rupsmummie geworden eigenlijk. In de natuur ontwikkelt zich in de cocon vervolgens de zijdevlinder maar in de zijde-industrie gaat het anders.
In de bakken waar eerst de moerbeiboombladeren lagen ligt nu een kluwen van een soort rag en de cocons hangen daartussen. Men ‘plukt’ de cocons uit het rag en deponeert ze in een bak warm water.
De rups die nog in de cocon zit overleeft deze actie niet. Als de cocons weer zijn gedroogd wordt er een beginpunt van een draad gezocht en dat wordt op een spoel gespannen. De hele cocon wordt zo weer ‘ontrafeld’. Een cocon kan wel 1 kilometer draad bevatten. Het is heel erg sterk draad en bijna niet te breken. Van deze draden maakt men garens. Voor een garen dat geschikt is voor een ikatstof zijn ongeveer 30 cocons nodig. Voor een garen voor een tapijt zeker het dubbele. De draden en garens gaan naar de weverij. De dode rupsen die na het ‘ontrafelen’ uit de cocon weer tevoorschijn komen gaan naar de kippen.
De ikatstof kenmerkt zich door het specifieke patroon. Dit patroon wordt verkregen door sommige stukken draad wel of juist niet te verven. De grootste ikatweverij van de Fergana Vallei zit in Margilan. Natuurlijk wordt er tegenwoordig ook veel ikat geproduceerd op machines maar in Margilan zien we nog het degelijke hand- en, jawel, ook het voetenwerk ....
De draden van de ikat worden in bundels bij elkaar gepakt tot een streng . Deze streng wordt hier en daar strak afgeplakt zodat hij tijdens het verven geen kleur zal pakken. Vroeger gebruikte men hier was voor maar tegenwoordig gebruikt men gewoon cellotape. Het tape en de strengen moeten strak worden getrokken. Dit gaat met de nodige kracht gepaard. Vervolgens gaan de strengen in een kleurenbad op een houtgekookt vuur. Men gebruikt verschillende natuurlijke kleurstoffen waaronder granaatappelrood, indigoblauw en karmijnzuur.
Al naar gelang het aantal gewenste kleuren wordt 1 stuk of meerdere beplakte stukken van de streng stuk voor stuk, kleur voor kleur, verwijderd. De draden worden weer losgetrokken en zo zijn de gekleurde draden klaar om op het weefgetouw te spannen.
In een enorme ruimte staan wel twintig kleurige weefgetouwen opgesteld en de dames laten ons met plezier zien hoe ze stof weven met de verfijnde zijde draden. De weefgetouwen hebben een vaste breedte en er wordt per getouw minimaal 3 meter stof gewoven. De schering en inslag methode kennen we al. Maar de dames hier werken ook nog met extra pedalen. Ze tillen hiermee de schering om beurten op zodat er een dwarsdraad (inslag) erdoorheen ‘geschoten’ kan worden. Bij sommige stoffen zagen we wel 8 pedalen. En gezien de snelheid waar alles mee ging was het topsport voor de dames.
©Dionne Delnoy
15-10-2019
Ook zin om naar Oezbekistan te reizen? Bekijk dan onze rondreizen door Oezbekistan.
Comentários